- Inleiding
- Dudok in Hilversum
- De verlichting in het raadhuis
- Hilversum: De Anemonebuurt
- Dudok in Bilthoven
- Dudok in Bussum
- Dudok in Leiden
- Dudok in Tilburg
- Dudok in Arnhem
- Dudok in Utrecht
- Dudok in Soest
- Dudok in Driehuis
- Dudok in IJmuiden
- Berlage en Dudok
- Dudok in Amsterdam-West
- Contact
- Nieuwe lampen bij Dudok
- Het stadhuis van Velsen
Dudok in Arhem (geen appeltaart)
Op zondag 10 september 2017 is het trappenhuis van Gebouw Dudok, Willemsplein 5, Arnhem, van 10.00 tot 17.00 uur vrij toegankelijk in het kader van de OpenMonumentendag.
Dudok in Arnhem.
Modern en representatief.
Historie
Wanneer de directie van verzekeringsmaatschappij ‘De Nederlanden van 1845’ in 1936 architect W.M. Dudok (1884-1974) vraagt een kantoorgebouw voor de afdeling Oost-Nederland te ontwerpen, heeft zij het perceel aan het Willemsplein in Arnhem al aangekocht. Dudok reist vol spanning naar Arnhem en is enthousiast over de locatie: het staat aan een plein, in de zon en voetgangers vanuit de Jansstraat lopen recht tegen de gevel aan.
Het was aanvankelijk nog geen uitgemaakte zaak dat de directie Dudok zou kiezen. In de notulen van de directievergaderingen is te lezen dat er ook andere architecten waren genoemd, zoals Adrianus van der Steur (1893-1953), de stadsarchitect van Rotterdam die het gebouw van Museum Boijmans van Beuningen had ontworpen.
Dat toch voor Dudok is gekozen kan een aantal redenen hebben. Zo is Dudok wereldberoemd sinds de opening van zijn raadhuis van Hilversum in 1931. Het gebouw staat in alle architectuurbladen en de stijl ervan wordt overal ter wereld geïmiteerd. Ook was Dudok persoonlijk bevriend met H.P. Berlage, de architect die al eerder gebouwen voor de verzekeringsmaatschappij in Amsterdam en Den Haag had ontworpen. Wat betreft bouwstijl liggen Berlage en Dudok in elkaars verlengde. Ze zijn vernieuwers, maar geen uitgesproken moderne, zuiver functionele architecten. Representativiteit, versiering en schoonheid zijn geen aspecten die ze uit de weg gaan.
Dudok is gemeentearchitect in Hilversum, maar mag buiten deze gemeente particuliere opdrachten aannemen. Met het gebouw voor “De Nederlanden” ontwerpt hij een modern geoutilleerd gebouw dat ook een zekere representatieve uitstraling heeft.
Op de begane grond komt een showroom met grote ramen. Deze begane-grondverdieping is zwart als ware het een metershoge plint onder het lichte gebouw. Uitstekende luifels overkappen een groot deel van de stoep. De zwarte plint op stoepniveau wordt onderbroken door een witte trap naar de eerste verdieping, de verdieping met de burelen van de verzekeringsmaatschappij. Aan deze trap besteedt Dudok veel aandacht. Ze moet de mensen uitnodigen naar boven en verder te komen. Ze begint dan ook heel breed en loopt met een flauwe bocht naar boven. Naast de draaideur zit de portier.
Binnengekomen kunnen klanten doorlopen over een andere marmeren trap waarbij ze de richting van een glazen trapwand gaan waardoor licht naar binnen schijnt. Dudok speculeert hiermee op het 'motteneffect' dat in die tijd vaak werd gebruikt in Amerikaanse winkels: zorg ervoor dat er achterin veel licht is, dan lopen de mensen eerder naar binnen en door naar achteren.
Op de eerste verdieping is een grote ruimte voor de bureaumedewerkers van de verzekeringsmaatschappij, enkel doorbroken door pilaren van gewapend beton. Er komt licht van beide kanten van het gebouw en door drie grote dakramen. Daarnaast is er een kamer voor de directeur en een typekamer.
Na de draaideur kunnen bezoekers ook rechtsaf gaan. Daar is een licht trappenhuis, afgezet met lichtblauwe tegels en met aan de zuidkant een ronde muur helemaal van glas. De bovenste drie etages konden apart worden verhuurd. Op de derde etage bevond zich nog een conciërgewoning. Een nieuw snufje is de zgn. ‘fietslift’ om de fietsen uit de diep gelegen fietskelder naar boven en naar beneden te transporteren.
Boven de zwarte plint van de begane grond is het gebouw aan de buitenkant bedekt met lichtgele tegelstrips. Behalve het trappenhuis met daarop een vlaggemast kent het weinig uiterlijke versieringen. Om reclameboorden of grote naamboorden voor te zijn, ontwerpt Dudok in ijzeren letters “De Nederlanden van 1845” voor bovenaan de gevel. Het voor de verzekeringsmaatschappij zo karakteristieke jaartal 1845 verschijnt ook boven de ingang, op de deurmat en elders op de gevel. Aan de linkerzijkant staan de namen onderafdelingen van de maatschappij opgesomd.
Het gebouw lijkt op een aantal gebouwen dat Dudok eind jaren dertig ontwerpt, zoals het Collège Néerlandais (1939) in Parijs en de stadsschouwburg in Utrecht (1941). Je ziet dat hij steeds minder kleur gebruikt en steeds meer zoekt naar het spel van zwart en wit, van licht en transparantie. Hij maakt steeds meer gebruik van lichte tegels, wit marmer, glas, smalle kozijnen en chromen trapleuningen. Het zijn allemaal gebouwen die functioneel moeten zijn en daar bovenop nog extra aandacht voor schoonheid en representativiteit hebben door een prominente stedenbouwkundige plek in een plantsoenrijke omgeving, door een overzichtelijk silhouet, door marmer en een enkele versiering.
Dudok voert met zijn stijl een polemiek met de moderne architecten uit die tijd, zoals Duiker, Merkelbach en Van Loghem. Zij staan een functionaliteit voor die vanzelf een nieuw soort schoonheid in de hand zou werken. Dudok erkent de esthetische mogelijkheden van nieuwe technieken, ruimtewerking, lichtval en transparantie, maar wil die schoonheid waar mogelijk een handje helpen. Hij anticipeert de kritiek van de ‘Functionalisten’ dan ook wanneer hij zich verdedigt in een brochure naar aanleiding van de oplevering door te stellen dat de interne bouwstructuur (i.c. het gewapend beton) aan de buitenkant niet af te lezen is: in de natuur zie je ook niet de bottenstructuur van dieren aan de buitenkant af.
Daarnaast refereert Dudok aan het gebruik om in de groene rand om de Nederlandse binnensteden, vaak de voormalige vestingwallen, lichtgekleurde gebouwen tussen het groen te zetten. Hij zal een ook de schouwburg in Utrecht in deze traditie opnemen.
De bouw van het gebouw verloopt binnen het tijdschema. Er is een tegenvaller wanneer blijkt dat een vroegere stadsgracht onder de geplande voorkant van het gebouw heeft gelopen. Dat maakt extra betonnen cilinders tot wel dertien meter noodzakelijk om het gebouw op de stabiele zandlaag te funderen. Ook een vorstperiode mag geen inbreuk doen op het tijdschema. Op 1 juli 1939 wordt het gebouw geopend.
Het gebouw krijgt goede kritieken in de Arnhemse pers en in de architectuurbladen. Daar is de directie erg tevreden over. Zozeer dat ze Dudok vragen om een verdieping te zetten op hun hoofdgebouw in Den Haag, dat Berlage nog had ontworpen. Zijn ontwerp voor een bankfiliaal op de Dam van Amsterdam is nooit gerealiseerd. Wel het door Dudok ontworpen nieuwe kantoor in Rotterdam. Dit in 1942 opgeleverde gebouw bevalt de directie veel minder. Hij krijgt daarna ook geen opdrachten meer van het bedrijf. Jaren later zal zich in het Rotterdamse filiaal Grand Café Dudok vestigen. Dit had zoveel succes met o.a. de Dudok-appeltaart dat er later vestigingen in Den Haag en in Arnhem worden geopend. Maar beide nu niet in gebouwen ontworpen door Dudok.
© Pieter Rings
Het was aanvankelijk nog geen uitgemaakte zaak dat de directie Dudok zou kiezen. In de notulen van de directievergaderingen is te lezen dat er ook andere architecten waren genoemd, zoals Adrianus van der Steur (1893-1953), de stadsarchitect van Rotterdam die het gebouw van Museum Boijmans van Beuningen had ontworpen.
Dat toch voor Dudok is gekozen kan een aantal redenen hebben. Zo is Dudok wereldberoemd sinds de opening van zijn raadhuis van Hilversum in 1931. Het gebouw staat in alle architectuurbladen en de stijl ervan wordt overal ter wereld geïmiteerd. Ook was Dudok persoonlijk bevriend met H.P. Berlage, de architect die al eerder gebouwen voor de verzekeringsmaatschappij in Amsterdam en Den Haag had ontworpen. Wat betreft bouwstijl liggen Berlage en Dudok in elkaars verlengde. Ze zijn vernieuwers, maar geen uitgesproken moderne, zuiver functionele architecten. Representativiteit, versiering en schoonheid zijn geen aspecten die ze uit de weg gaan.
Dudok is gemeentearchitect in Hilversum, maar mag buiten deze gemeente particuliere opdrachten aannemen. Met het gebouw voor “De Nederlanden” ontwerpt hij een modern geoutilleerd gebouw dat ook een zekere representatieve uitstraling heeft.
Op de begane grond komt een showroom met grote ramen. Deze begane-grondverdieping is zwart als ware het een metershoge plint onder het lichte gebouw. Uitstekende luifels overkappen een groot deel van de stoep. De zwarte plint op stoepniveau wordt onderbroken door een witte trap naar de eerste verdieping, de verdieping met de burelen van de verzekeringsmaatschappij. Aan deze trap besteedt Dudok veel aandacht. Ze moet de mensen uitnodigen naar boven en verder te komen. Ze begint dan ook heel breed en loopt met een flauwe bocht naar boven. Naast de draaideur zit de portier.
Binnengekomen kunnen klanten doorlopen over een andere marmeren trap waarbij ze de richting van een glazen trapwand gaan waardoor licht naar binnen schijnt. Dudok speculeert hiermee op het 'motteneffect' dat in die tijd vaak werd gebruikt in Amerikaanse winkels: zorg ervoor dat er achterin veel licht is, dan lopen de mensen eerder naar binnen en door naar achteren.
Op de eerste verdieping is een grote ruimte voor de bureaumedewerkers van de verzekeringsmaatschappij, enkel doorbroken door pilaren van gewapend beton. Er komt licht van beide kanten van het gebouw en door drie grote dakramen. Daarnaast is er een kamer voor de directeur en een typekamer.
Na de draaideur kunnen bezoekers ook rechtsaf gaan. Daar is een licht trappenhuis, afgezet met lichtblauwe tegels en met aan de zuidkant een ronde muur helemaal van glas. De bovenste drie etages konden apart worden verhuurd. Op de derde etage bevond zich nog een conciërgewoning. Een nieuw snufje is de zgn. ‘fietslift’ om de fietsen uit de diep gelegen fietskelder naar boven en naar beneden te transporteren.
Boven de zwarte plint van de begane grond is het gebouw aan de buitenkant bedekt met lichtgele tegelstrips. Behalve het trappenhuis met daarop een vlaggemast kent het weinig uiterlijke versieringen. Om reclameboorden of grote naamboorden voor te zijn, ontwerpt Dudok in ijzeren letters “De Nederlanden van 1845” voor bovenaan de gevel. Het voor de verzekeringsmaatschappij zo karakteristieke jaartal 1845 verschijnt ook boven de ingang, op de deurmat en elders op de gevel. Aan de linkerzijkant staan de namen onderafdelingen van de maatschappij opgesomd.
Het gebouw lijkt op een aantal gebouwen dat Dudok eind jaren dertig ontwerpt, zoals het Collège Néerlandais (1939) in Parijs en de stadsschouwburg in Utrecht (1941). Je ziet dat hij steeds minder kleur gebruikt en steeds meer zoekt naar het spel van zwart en wit, van licht en transparantie. Hij maakt steeds meer gebruik van lichte tegels, wit marmer, glas, smalle kozijnen en chromen trapleuningen. Het zijn allemaal gebouwen die functioneel moeten zijn en daar bovenop nog extra aandacht voor schoonheid en representativiteit hebben door een prominente stedenbouwkundige plek in een plantsoenrijke omgeving, door een overzichtelijk silhouet, door marmer en een enkele versiering.
Dudok voert met zijn stijl een polemiek met de moderne architecten uit die tijd, zoals Duiker, Merkelbach en Van Loghem. Zij staan een functionaliteit voor die vanzelf een nieuw soort schoonheid in de hand zou werken. Dudok erkent de esthetische mogelijkheden van nieuwe technieken, ruimtewerking, lichtval en transparantie, maar wil die schoonheid waar mogelijk een handje helpen. Hij anticipeert de kritiek van de ‘Functionalisten’ dan ook wanneer hij zich verdedigt in een brochure naar aanleiding van de oplevering door te stellen dat de interne bouwstructuur (i.c. het gewapend beton) aan de buitenkant niet af te lezen is: in de natuur zie je ook niet de bottenstructuur van dieren aan de buitenkant af.
Daarnaast refereert Dudok aan het gebruik om in de groene rand om de Nederlandse binnensteden, vaak de voormalige vestingwallen, lichtgekleurde gebouwen tussen het groen te zetten. Hij zal een ook de schouwburg in Utrecht in deze traditie opnemen.
De bouw van het gebouw verloopt binnen het tijdschema. Er is een tegenvaller wanneer blijkt dat een vroegere stadsgracht onder de geplande voorkant van het gebouw heeft gelopen. Dat maakt extra betonnen cilinders tot wel dertien meter noodzakelijk om het gebouw op de stabiele zandlaag te funderen. Ook een vorstperiode mag geen inbreuk doen op het tijdschema. Op 1 juli 1939 wordt het gebouw geopend.
Het gebouw krijgt goede kritieken in de Arnhemse pers en in de architectuurbladen. Daar is de directie erg tevreden over. Zozeer dat ze Dudok vragen om een verdieping te zetten op hun hoofdgebouw in Den Haag, dat Berlage nog had ontworpen. Zijn ontwerp voor een bankfiliaal op de Dam van Amsterdam is nooit gerealiseerd. Wel het door Dudok ontworpen nieuwe kantoor in Rotterdam. Dit in 1942 opgeleverde gebouw bevalt de directie veel minder. Hij krijgt daarna ook geen opdrachten meer van het bedrijf. Jaren later zal zich in het Rotterdamse filiaal Grand Café Dudok vestigen. Dit had zoveel succes met o.a. de Dudok-appeltaart dat er later vestigingen in Den Haag en in Arnhem worden geopend. Maar beide nu niet in gebouwen ontworpen door Dudok.
© Pieter Rings
Het trappenhuis
Het trappenhuis is een belangrijk onderdeel van het ontwerp van Dudok. Het is de verticale kantlijn naast het kantorenvolume en steekt daar nog bovenuit. In het midden op het dak ervan bedacht Dudok een vlaggenmast die nog verder de hemel in zou reiken. Deze vlaggenmast zou uiteindelijk pal naast het trappenhuis komen te staan.
Het trappenhuis is precies geplaatst in het verlengde van de Jansstraat van waaruit het goed te zien is tussen de bomen door. Het trappenhuis steekt naar voren uit zodat er 180 graden zicht is over Arnhem. Dudok heeft het zo transparant mogelijk gemaakt, bijna de hele gevel is van glas. Kozijnen, verwarming en lichtarmaturen werden zo ijl mogelijk of uit het zicht gehouden. Binnen kenmerkt de vormgeving zich door lichte, moderne detaillering waarbij de trapleuningen gestroomlijnd zijn. De lichtblauwe kleuren van de tegels maken de ruimten lichter. Vlak naast de entree boven de toegangstrap is nog het kamertje van de portier te zien.
Trappenhuizen waren altijd een geliefd onderwerp voor Dudok. Beroemd is zijn trappenhuis in het monument op de Afsluitdijk.
Het trappenhuis is precies geplaatst in het verlengde van de Jansstraat van waaruit het goed te zien is tussen de bomen door. Het trappenhuis steekt naar voren uit zodat er 180 graden zicht is over Arnhem. Dudok heeft het zo transparant mogelijk gemaakt, bijna de hele gevel is van glas. Kozijnen, verwarming en lichtarmaturen werden zo ijl mogelijk of uit het zicht gehouden. Binnen kenmerkt de vormgeving zich door lichte, moderne detaillering waarbij de trapleuningen gestroomlijnd zijn. De lichtblauwe kleuren van de tegels maken de ruimten lichter. Vlak naast de entree boven de toegangstrap is nog het kamertje van de portier te zien.
Trappenhuizen waren altijd een geliefd onderwerp voor Dudok. Beroemd is zijn trappenhuis in het monument op de Afsluitdijk.