- Inleiding
- Dudok in Hilversum
- De verlichting in het raadhuis
- Hilversum: De Anemonebuurt
- Dudok in Bilthoven
- Dudok in Bussum
- Dudok in Leiden
- Dudok in Tilburg
- Dudok in Arnhem
- Dudok in Utrecht
- Dudok in Soest
- Dudok in Driehuis
- Dudok in IJmuiden
- Berlage en Dudok
- Dudok in Amsterdam-West
- Contact
- Nieuwe lampen bij Dudok
- Het stadhuis van Velsen
Berlage en Dudok
Hen(d)rik Pieter Berlage 21 februari 1856 – 12 augustus 1934
Willem Marinus Dudok 6 juli 1884 – 6 april 1974
Inleiding van een vriendschap
Er is een verhaal overgeleverd door de dochter van Dudok, Mia, dat Dudok als jonge genie-officier de stoute schoenen aantrekt en bij het huis van Berlage aan de Amstel in Amsterdam aanbelt. In de overlevering wordt het contrast tussen de jonge en nog onbekende Dudok en de belangrijke Berlage flink aangezet. Berlage ontvangt de jonge bewonderaar. Dudok en Berlage schelen 28 jaar. Wanneer de Beurs in 1903 wordt geopend is Dudok 19 jaar en Berlage 47 jaar oud. De jonge Dudok kan goed tekenen. Hij schetst en tekent naast portretten ook gebouwen. Rondom de eeuwwisseling maakt hij ongetwijfeld de bouw van de Beurs mee en leest en hoort hij over de discussies die het gebouw omringen.
Wat ze met elkaar hebben besproken tijdens die eerste ontmoeting en hoe een en ander in zijn werk is gegaan laat zich raden. Maar de achterliggende gedachte van het verhaal is, dat op dat moment de relatie tussen de twee mannen en daarmee ook de maatschappelijke opgang van Dudok als architect daadwerkelijk is begonnen. In dit artikel hoop ik iets meer te kunnen zeggen over de aard van hun relatie.
Naast collegialiteit en het zich gesterkt voelen in stijlopvattingen, is er binnen bijna iedere relatie een rolverdeling. Hoe belangeloos vriendschap ook genoemd kan worden, het is altijd reëel af te vragen wat elk van de deelgenoten ermee opschiet.
Dudok onder de invloed van Berlage
Vanuit de kunst- en architectuur-geschiedenis is er altijd de vraag, in hoeverre architecten elkaar beïnvloeden in hun werk. Hoe ontstaan opvattingen over architectuur en hoe worden die doorgegeven. Daar is in het geval van Dudok en Berlage genoeg over te zeggen en - nog meer - over te speculeren.
Vanaf de oplevering ervan tot lange tijd erna is de Beurs van Berlage het eerste moderne gebouw in Nederland beschouwd. Hoewel er de laatste jaren steeds geluiden zijn dat de Beurs niet zo bijster modern zou zijn geweest, wordt ze bij de opening ervan door architecten als een baanbrekend ontwerp ervaren. De Beurs is voor een groep van architecten een ommekeer of een begin van hun carrière geweest. Dudok, geboren en getogen in Amsterdam, ging vanaf 1900 naar de Cadettenschool in Alkmaar en zal de bouw persoonlijk hebben meegemaakt. Artikelen over de Beurs en de discussies over haar ontwerp staan in de architectuurbladen en ook in de algemene pers. In de kranten wordt de Beurs vaak negatiever beschreven dan in de vakbladen. De Beurs is, voordat ze een ijkpunt wordt in de Nederlandse architectuurgeschiedenis, een discussiepunt. Met aan de ene kant de vele mensen die het een uitgesproken lelijk gebouw vinden en aan de andere kant een groep, veelal jonge, architecten die in Berlage en daarmee in de Beurs een nieuwe weg zien.
Met de Beurs vestigt Berlage zijn reputatie als vernieuwer van de architectuur. Hij zou na de talloze neo-stijlen waardoor de negentiende eeuw gekenmerkt werd, in zijn eigen persoon de nieuwe tijd hebben ingeluid. In veel Nederlandse architectuurgeschiedenissen is Berlage het punt waar alles samenkomt en van waaruit alles begint. Hij wordt bewonderd, gelauwerd en geëerd.
Bij die opvatting worden de laatste jaren vraagtekens gezet. Dit gebeurt niet in de laatste plaats door Auke van der Woud, die stelt dat de Beurs eerder een negentiende-eeuws gebouw is dan het eerste moderne gebouw in Nederland. “In het midden van de jaren negentig [van de negentiende eeuw] [...], moet Berlage, een mainstream architect die een conservatieve attitude had en net zo commercieel werkte als ieder ander, de economische mogelijkheden hebben ontdekt van een modern ‘rationalistisch’ profiel met een vaag socialistisch imago dat bij een bepaald type welgestelde opdrachtgevers aansloeg. In korte tijd had hij de opdracht voor de Beurs en een invloedrijke klantenkring.’’ (Sterrenstof, p.21). Deze opvatting van Auke van der Woud staat lijnrecht tegenover die van Jan Romein. In zijn met zijn vrouw geschreven ‘Erflaters van de Nederlandse beschaving’ zet hij Berlage in het Pantheon naast andere grote Nederlanders als Spinoza en Hugo de Groot en voert hij Berlage op als een man die standvastig tegen de stroom in vasthield aan zijn idealen. Hij stelt van Berlage ‘ ... dat hij socialist was, zijn principalen daarentegen kapitalisten waren’ (p.849).
Een groot Nederlander of niet, de jonge Dudok is onder de indruk van het werk van de aanvoerder van de Nieuwe Kunst, Berlage. Zijn eerste ontwerpen getuigen dan ook van een grote invloed van Berlage: het gebruik van baksteen afgewisseld met natuursteen, de bescheiden monumentaliteit, de contouren met overal een torentje – hoe klein ook. De ontwerpen en schetsen die Dudok maakt in dienst van het leger zijn zonder uitzondering Berlagiaans te noemen. De eerste school die Dudok in Hilversum ontwerpt in 1915, de Geraniumschool, zou je met enige goede wil een jonger zusje kunnen noemen van het Hubertusslot dat Berlage voor mevrouw Kröller-Müller bouwde op de Hoge Veluwe: een hoge toren in het midden van een symmetrisch gebouw met aan weerszijden breed uitwaaierende vleugels. Ook de eerste ontwerpen die Dudok maakt voor het nieuwe raadhuis van Hilversum getuigen van de stijl van Berlage.
Maar Dudok gaat verder. Latere ontwerpen voor het raadhuis verraden invloeden van de Amsterdamse School. Weer latere ontwerpen van datzelfde raadhuis laten de invloed zien van het opkomende modernisme en van de door Berlage in Nederland geïntroduceerde Frank Lloyd Wright. Uiteindelijk komt Dudok in zijn laatste ontwerp (1924) voor het raadhuis tot een eigen stijl, dat door de architectuurcriticus J.J. Vriend ooit als ‘romantisch kubisme’ is bestempeld.
Berlage is enthousiast over dit ontwerp en onderneemt actie om het door de Hilversumse gemeenteraad aangenomen te krijgen. Dit gebeurt, maar door geldgebrek begon pas in 1927 de bouw ervan en in 1931 werd het in gebruik genomen.
Opdrachten via Berlage
Dudok heeft vanaf 1915 bij de gemeente Hilversum de functie van Directeur Openbare Werken en wordt er later de gemeente-architect. Hilversum is dan een plaats die snel groeit door de toestroom van forensen uit Amsterdam. Daarnaast neemt hij ook vele opdrachten buiten de gemeente aan als particulier architect. Van deze opdrachten, krijgt hij er een groot aantal toegespeeld door Berlage. Dudok moet in deze periode in het snel groeiende Hilversum heel veel werk verrichten. Dat hij daarnaast ook buiten de gemeente actief is, doet vermoeden dat hij de opdrachten die hij via Berlage krijgt toegespeeld niet wil of durft te weigeren.
Op advies van Berlage krijgt Dudok in 1924 de opdracht een Columbarium voor het Crematorium Westerveld te ontwerpen dat een jaar later wordt voltooid. Op het terrein van het crematorium bouwt hij later nog een aantal columbaria, een aula en een ontvangstzaal annex directeurswoning (1939-1941). Later, in 1959, ontwerpt hij ook een gebouwencomplex op begraafplaats Duinhof dat aan het terrein van Crematorium Westerveld grenst.
In 1897 besluit de verzekeringsmaatschappij De Nederlanden 1845 haar hoofdkantoor te vestigen in Den Haag. Directeur Carel Henny vraagt Berlage niet alleen de kantoren in Amsterdam en Den Haag te ontwerpen, maar ook een villa voor zichzelf. Berlage kreeg al in 1894 het verzoek voor de bouw van een kantoor in Amsterdam, een hoofdkantoor in Den Haag werd in 1897 betrokken, daarnaast (ver)bouwde Berlage nog een kantoor in Rotterdam, Nijmegen, Batavia (Djakarta) en twee woonhuizen, al dan niet in opdracht van Henny, die het later weer werden doorverkocht aan De Nederlanden. De Nederlanden van 1845 verliezen bij het overlijden van Berlage hun huisarchitect. Maar vinden daar Dudok voor in de plaats. In Arnhem ontwerpt hij een gebouw aan het Willemsplein, in Rotterdam een aan de Meent. De verzekeraar is in 1963 na de fusie met de nationale Levensverzekering-Bank overgegaan in Nationale-Nederlanden. In 1977 verliet NN het gebouw aan de Meent, waarna het in 1991 het eerste filiaal van Grand Café Dudok werd.
De aanname van Dudok als architect en opvolger van Berlage is in 1936 nog geen uitgemaakte zaak. ook andere architectennamen werden genoemd voor het te bouwen kantoorgebouw in Arnhem, zoals de stadsarchitect Van der Steur die toen net het gebouw van Museum Boijmans van Beuningen had ontworpen.
Berlage zorgde er ook voor dat Dudok werd uitgenodigd mee te doen aan de besloten prijsvraag voor een Beursgebouw aan de Coolsingel te Rotterdam. Deze prijsvraag werd uiteindelijk gewonnen door J.F. Staal.
Dezelfde uitgangspunten
In de architectuurstijlencompetitie van het begin van de twintigste eeuw blijven de opvattingen over architectuur van Dudok parallel aan die van Berlage lopen. Beiden rekenen op hun eigen manier af met de uiteenlopende neo-stijlen van de negentiende eeuw door ornamenten en decoraties in aantal te verminderen. Maar beiden behouden zich uitdrukkelijk het recht voor om ornamenten te blijven gebruiken, iets wat niet strookt met een puur functionalistische architectuuropvatting. Bouwtechnisch niet noodzakelijke toevoegingen, zoals ornamenten, versieringen, torens, een vijver of grasveld voor een gebouw of zelfs maar ingebouwde bloembakken zijn volgens Berlage en Dudok ook functioneel om de betekenis van het gebouw te onderstrepen. Dit zijn dan in de regel gemeenschapsgebouwen. En de toevoegingen moeten ofwel verwijzen naar de gemeenschapsfunctie, of moeten het gebouw de allure geven die een gemeenschapsgebouw toekomt. De gemeenschap. het collectief, waren voor Dudok en Berlage belangrijker dan de eenling. De Beurs krijgt een iconografisch programma dat ‘de nieuwe tijd’, de handelspraktijken èn de geschiedenis van Amsterdam verbeeldt. Dudok geeft zijn gemeenschapsgebouwen gouden accenten mee: een gouden wijzerplaat op een toren op een school, gouden etiketten op de boeken die de naamplaat van een leeszaal ondersteunen en een gouden beeld van een muze aan zijn stadsschouwburg van Utrecht.
Een ander verschil met de functionalistische architectuur is hun beider benadrukken van de schoonheid als architectonische waarde. Bouwkundige functionaliteit is een eerste vereiste, op de voet gevolgd door een maatschappelijke functionaliteit: het bouwwerk moet ook zijn plaats vinden binnen de sociale gemeenschap. Vooral bij gemeenschapsgebouwen ligt monumentaliteit dan niet ver. Woningen daarentegen krijgen bij beide ontwerpers weinig decoraties of monumentaliteit mee, of het moet zijn dat ze als appartementenblok of straatwand een rol krijgen in het gehele, stedenbouwkundige plan.
Ook delen Berlage en Dudok de uitgangspunten bij stedenbouwkundige ontwerpen. Beiden kennen de theorieën van de Oostenrijker Camillo Sitte. Zowel de plattegrond van het Plan Zuid in Amsterdam door Berlage, als die van de uitbreidingen in Hilversum door worden gekenmerkt door brede, doorgaande alleeën met veel groen tussen de woonwijken met smallere, intiemere straten. Middenin de woonwijken is er dan weer ruimte voor een plantsoen of een kinderspeelplaats, met aan die binnenruimte een gemeenschapsgebouw als school, badhuis of leeszaal met een architectuur die afsteekt wat monumentaliteit en betekenisvolle ornamenten bij de woningen.
Berlage onder de invloed van Dudok
Het is duidelijk dat Berlage Dudok heeft geholpen in zijn carrière en dat de opvattingen over architectuur van Dudok aansloten bij die van Berlage. Maar de relatie ontwikkelt zich verder.
Uit de familie-overlevering komt ook de het verhaal dat Berlage aanwezig is op de huisconcerten die Dudok in zijn villa aan de Utrechtseweg in Hilversum organiseert. Hier zou ook meer dan eens de Hongaarse componist Béla Bartók aanwezig zijn wanneer deze voor muziekopnamen voor de radio Hilversum aandoet.
Bij de oplevering van het raadhuis in 1931, is het ontwerp van Dudok een ‘hit’. Het maakt grote indruk op andere architecten, maar ook op het publiek. Veel ontwerpers laten zich beïnvloeden door het ‘romantisch kubisme’, of nemen dezelfde baksteensoort, hetzelfde metselverband en de schuin aflopende cementvoegen over. Niet minder enthousiast is Berlage. In de jaren na 1931 werkt hij aan zijn ontwerp van het Haags Gemeentemuseum. Dit gebouw kent zoveel overeenkomsten met het raadhuis, dat veel bezoekers van het raadhuis ervan overtuigd zijn dat Dudok ook het museum heeft ontworpen. Ook het museum kenmerkt zich door de lichtbruine baksteen, de compositie van blokken èn een indrukwekkende vijverpartij aan de entreezijde. Natuurlijk zijn er ook genoeg elementen die Berlage niet aan Dudok ontleent heeft, maar de eerste indruk is onontkoombaar die van een vergelijkbaar gebouw. Hier is duidelijk dat de oude meester zich heeft laten beïnvloeden door de jonge genie-officier die ooit bij hem thuis aanbelde.
Uitleiding
Berlage sterft op 12 augustus 1934. Dudok is dan 50 jaar oud. Het gemeentemuseum in Den Haag is dan nog niet officieel geopend. Berlage wordt gecremeerd op Crematorium Westerveld. Zijn kist wordt naar de crematie gedragen door een groep jonge architecten. Op de foto’s is Dudok hier niet te herkennen. De as van Berlage is lange tijd bewaard in een door Dudok ontworpen urn in het door Dudok ontworpen Columbarium. Dudok zou Berlage nog 40 jaar overleven.
Er is nog een ander verhaal. Dit verhaal wordt verteld door Sicco Faber, bestuurslid van de Stichting Dudok en iemand die als bouwkundig ingenieur bij de gemeente Hilversum meermalen met Dudok van doen heeft gehad.
Dit verhaal gaat over Dudok als beroemd architect en zijn latere compagnon Robert Magnée. Dudok kende Magnée omdat deze laatste de supervisor was bij de bouw van de AVRO-studio in Hilversum en werkzaam bij het bureau Merkelbach en Karsten.
Magnée dient zich eind jaren dertig aan bij het woonhuis van Dudok aan de Utrechtseweg in Hilversum. Daar heeft Dudok ook een werkkamer. De eerste dag moet Magnée daar een entree verder uittekenen die door Dudok geschetst is. Magnée doet dit op een moderne manier, een manier die hij aansluit bij wat hij kent van zijn werk bij Merkelbach. Bij het zien van die uitwerking schiet Dudok uit zijn slof. Hoe schets en uitwerking eruit hebben gezien, is nu niet meer terug te halen, maar duidelijk is dat aan het idee van Dudok als iemand die naast het functionele ook de schoonheid dient afbreuk is gedaan door de uitgesproken functionalistische Magnée. De uitvallen van Dudok zijn vermaard. Waarschijnlijk gebruikte hij ze functioneel om zijn prestige of hiërarchische plaats te benadrukken of veilig te stellen. Op het rumoer komt de vrouw van Dudok (Marietje) af. Zij stelt uiteindelijk dat volwassen mensen zo niet met elkaar omgaan. Bekend is ook de gehechtheid van Dudok aan het oordeel van zijn vrouw. Dit zou ertoe hebben bijgedragen dat Magnée uiteindelijk compagnon wordt op het bureau van Dudok.
Dudok en zijn compagnon Magnée schelen ook ongeveer 30 jaar. Het ligt voor de hand dat Dudok zijn relatie met Magnée soms vergeleken moet hebben met die van hem en Berlage. Maar hier betreden we het terrein van de pure speculatie.
© Pieter Rings
16 mei 2010
Dit artikel is nog niet helemaal af.